Over een salaris boven de ton kunt u niet langer pensioen opbouwen. In hoeverre compenseren werkgevers dit pensioengat?
‘Begin 2015 kreeg ik een brief van mijn pensioenfonds waarin stond dat ik boven de ton niet langer pensioen kan opbouwen. In ruil daarvoor kreeg ik wel meer salaris. Dat kon ik weer steken in een apart potje om er toch weer wel pensioen mee op te bouwen’, zegt Carel van Zetten, piloot bij Transavia.
Sinds vorig jaar kunt u niet langer boven een inkomen van € 100.000 (in 2016 is de grens verhoogd naar € 101.519) op de gebruikelijke manier pensioen opbouwen. De gebruikelijke manier betekent: gebruik makend van de zogeheten omkeerregel (zie kader). Dat betekent dat u als ton-plusser minder pensioen kunt opbouwen. Wat betekent dat in de praktijk? En hoe gaan werkgevers ermee om?
Minder pensioen betekent dat werknemers die meer dan een ton verdienen er op achteruit gaan. Ten eerste lopen zij belastingvoordeel mis. Verder lopen zij meestal de werkgeversbijdrage mis; de pensioenpremie wordt bijna altijd voor minstens de helft door de werkgever betaald.
‘Ongeveer een op de vijf werkgevers biedt de gedupeerde werknemers geen enkele vorm van compensatie. Hoewel wij natuurlijk niet weten of de werknemer niet later alsnog met een hoger salaris wordt gecompenseerd. Daar hebben wij geen zicht op’, zegt Silvia Groeneweg, senior client consultant bij hr-adviesbureau Aon Hewitt. Deze bedrijven beschouwen de overheidsmaatregel als een voldongen feit.
Een woordvoerder van Aegon laat weten dat, voor zover de verzekeraar daar zicht op heeft, vooral medewerkers in het midden- en kleinbedrijf lang niet altijd worden gecompenseerd.
De meeste werkgevers compenseren hun medewerkers wel. Meestal worden de kosten die voorheen werden uitgegeven aan de werkgeverspremie, nu in de vorm van extra salaris aan de werknemer uitgekeerd. Omdat de werkgevers vaak het grootste deel van de pensioenpremie betalen, hebben veel werknemers er vorig jaar flink wat geld bij gekregen. Zo kregen ministers en andere hoge rijksambtenaren vanaf 2015 een compensatie van 13,4 procent over hun inkomen boven de € 100.000, zo staat te lezen in het Uitvoeringsakkoord sector Rijk van 4 juni 2015.
In hoeverre de compensatie voor alle werknemers geldt, verschilt per bedrijf, zegt Groeneweg van Aon Hewitt. ‘Sommige bedrijven compenseren wel bestaande werknemers, maar nieuwe niet. En er zijn werkgevers die alleen mensen compenseren die nu al boven de ton zitten. Medewerkers die op een bepaald moment boven die drempel uitkomen, krijgen dan geen compensatie.’
Om werknemers toch nog boven de ton pensioen te laten opbouwen, heeft de overheid het zogeheten netto-pensioen bedacht. Boven de € 101.519 wordt de pensioenpremie dan netto betaald, dus nadat er inkomstenbelasting over is betaald. Deelname is altijd vrijwillig en de pensioenpremie moet worden belegd in een zogeheten beschikbare premieregeling (zie kader). De uitkeringen worden uiteraard belastingvrij uitgekeerd.
Omdat dit een ander type pensioenopbouw is dan de middelloonregeling, die nog altijd verreweg het meest voorkomt, wordt het netto-pensioen vaak uitgevoerd door een andere partij dan de bestaande pensioenuitvoerder.
Om het nog ingewikkelder te maken, bieden veel werkgevers zowel ‘gewoon’ netto-pensioen aan als netto-partnerpensioen. Dat laatste houdt in dat als de werknemer tijdens zijn dienstverband overlijdt, de partner een nabestaandenpensioen krijgt dat is gebaseerd op het werkelijke salaris en niet op het salaris tot € 101.519.
Hoe gaan ton-plussers om met het aanbod van netto-pensioen?
‘Ik doe niet mee’, zegt piloot Van Zetten. ‘Dat aparte potje, kennelijk heet dat netto-pensioen, staat niet bij mijn pensioenfonds, maar bij BeFrank, waar ik nog nooit van had gehoord. Ik kan er alleen maar mee beleggen, maar dat wil ik niet, want ik zit nog maar een paar jaar voor mijn pensioen. Stel dat het de komende jaren fout gaat op de beurs, dan moet ik over een paar jaar alles met verlies verkopen en er een pensioen mee kopen. Ik houd liever alles zelf in de hand.’
Bij de klanten waarvoor Aegon netto-pensioen aanbiedt, doet één op de vier werknemers mee. De deelnemingsgraad bij het netto-nabestaandenpensioen ligt veel hoger: 75 procent.
‘Het is zoals bij de meeste zaken die met secundaire arbeidsvoorwaarden te maken hebben: de meeste mensen interesseert het maar weinig’, zegt Tim Burggraaf, partner bij Mercer, een adviesbureau voor onder meer pensioenzaken. ‘Omdat het ze doorgaans weinig interesseert, komen ze niet snel in actie. Als je als werknemer iets moet ondernemen om netto-pensioen te krijgen, bijvoorbeeld een formulier invullen, zal 80 procent het niet doen. Maar als je iets moet ondernemen om géén netto-pensioen te krijgen, zie je precies het omgekeerde: ook dan doet 80 procent niets. Dan doen de meesten dus juist wel mee. Kortom, het is heel belangrijk hoe je dit als werkgever presenteert.’ Bij onder meer ASML krijgen ton-plussers automatisch netto-pensioen, tenzij zij actie ondernemen en een formulier ondertekenen.
In plaats van netto-pensioen kunt u ook een zogeheten netto-lijfrente opbouwen. Dat werkt volgens hetzelfde principe als netto-pensioen, alleen heeft u dit volledig in eigen hand. U belegt een deel van uw netto-inkomen in een netto-lijfrente. Het tegoed wordt niet belast met vermogensrendementsheffing en de uitkeringen zijn niet belast.
Ten opzichte van het netto-pensioen heeft de netto-lijfrente nog wel wat voordelen, zegt financieel planner Angelika Arntz uit Den Dolder. ‘Zo kun je de inleg bij de netto-lijfrente jaarlijks laten fluctueren, afhankelijk van je inkomen en uitgaven, uiteraard binnen de maximaal toelaatbare inleg in dat jaar. Ook kun je met het lijfrentekapitaal op je AOW-leeftijd een tijdelijke netto-lijfrente aankopen – minimale looptijd vijf jaar – en mag je de ingangsdatum uitstellen tot vijf jaar na je AOW-leeftijd. Bij een netto-pensioen is de uitkering altijd levenslang. Dat maakt de netto-lijfrente flexibeler.’ Ander voordeel is dat het geld in een netto-lijfrente na je overlijden niet toevalt aan de pensioenuitvoerder, zoals bij netto-pensioen, maar aan de erfgenamen.
Alternatief voor de netto-regelingen is door in box 3 te sparen of beleggen. Dan betaalt u wel meer belasting, maar bent u volledig flexibel en heeft u niets met fiscale regels te maken. Piloot Van Zetten: ‘Wat ik nu extra aan salaris krijg, zet ik elke maand opzij op een spaarrekening, ik beleg het in het Blue Sky Eagle Fund of ik los er een stukje van mijn hypotheek mee af. Dan houd ik zelf de controle en ben ik niet afhankelijk van een partij waar misschien van alles aan de strijkstok blijft hangen. En van een overheid die voortdurend de regels verandert.’
Omkeerregel
Een belangrijke fiscale prikkel gaat voor de pensioenopbouw uit van de omkeerregel. Die houdt in dat de pensioenpremie die u betaalt, aftrekbaar is voor de belasting. U betaalt dus minder belasting als u pensioen opbouwt. Na uw pensionering, als het pensioen elke maand wordt uitbetaald, betaalt u over de uitkeringen inkomstenbelasting. U behaalt mogelijk op twee manieren belastingvoordeel.
1. Het opgebouwde pensioenkapitaal wordt niet belast met vermogensrendementsheffing.
2. De tarieven van de inkomstenbelasting (box 1) zijn vanaf de AOW-leeftijd lager in de eerste twee belastingschijven, die lopen tot een inkomen van € 33.715 (cijfer 2016).
Beschikbare premieregeling
Bij een traditionele pensioenregeling wordt de hoogte van uw pensioen vastgesteld aan de hand van uw inkomen. Bij een beschikbare premieregeling staat niet de hoogte van het pensioen van tevoren vast, maar alleen de hoogte van de maximale jaarlijkse premie. Deze premie wordt belegd. De hoogte van de uitkeringen hangt af van de waarde van het belegde kapitaal op het moment dat u met pensioen gaat. De hoogte van het pensioen kan lager, maar ook hoger uitpakken dan bij een middelloonregeling.